//
you're reading...
programmatoelichtingen

Mahler – Ives – Britten

Vanavond brengt Pulcinella composities samen van Benjamin Britten, Gustav Mahler en Charles Ives. Wat hebben deze componisten met elkaar gemeen? Op het eerste gezicht niet zo veel. Ze hadden alle drie duidelijk ergens anders hun geografische en culturele wortels liggen. Hun drang tot componeren financierden ze op verschillende wijze, wat uiteraard consequenties had. Mahler stond nog duidelijk in de Duitse laat-romantiek. Hij was al twee jaar dood toen Britten in 1913 geboren werd. Ives is nog enigszins een tijdgenoot te noemen van Mahler. Mahler was 14 jaar ouder. Ives had zijn wortels liggen in de Amerikaanse muziek. De vader van Ives, George, was dirigent geweest van de militaire kapel tijdens de Amerikaanse burgeroorlog en voor een groot deel verantwoordelijk voor het lokale muziekleven. Britten was in hart en nieren een Engelsman en stond in de traditie van de Engelse koormuziek. Maar tegelijkertijd was hij ook getuige van de grote veranderingen die in de muziek van de twintigste eeuw plaatsvonden. De omgevingen van Britten, Ives en Mahler kenden elk een eigen geluid en de componisten hadden een eigen wijze van luisteren naar die muziek om hen heen.

De Four Sea Interludes van Britten bestaat uit vier van de in totaal zes tussenspelen uit de opera Peter Grimes. Het werk is vrijwel direct na voltooiing van de opera samengesteld als een op zichzelf staand werk voor orkest. Britten leerde het gedicht dat de basis zou gaan vormen voor de opera kennen via een artikel van E.M. Forster. De opera vertelt over een vissersgemeenschap in Aldeburgh, Suffolk, een Engels kustplaatsje aan de Noordzee, net boven Harwich. Het is een omgeving waar Britten zeer vertrouwd mee was, maar op het moment dat hij het artikel las, zo ver van was verwijderd. Britten groeide op aan de kust van Suffolk en had na het overlijden van zijn moeder een oude molen gekocht in Snape, acht kilometer landinwaarts van Aldeburgh. Maar in 1939 vertrok hij, 26 jaar oud, naar de Verenigde Staten. Na het lezen van Forsters tekst verlangde Britten terug naar “de werkelijkheid van die dreigende, opwindende zeekunst bij Aldeburgh.” Dáár hoorde hij thuis.
Behalve dat het artikel voor hem duidelijk maakte dat hij op de verkeerde plaats was en hem eraan deed herinneren waar hij dan wel moest zijn, gaf de tekst ook inspiratie om aan zijn eerste opera te gaan beginnen. Maar werken aan zo’n groot project als een opera  was, gezien de vereiste tijdsinvestering, voor Britten niet haalbaar. Hij moest vrijstelling hebben van andere verplichtingen en dus geld tot zijn beschikking hebben. Serge Koussevitsky, die kort daarvoor in Boston Brittens Sinfonia da Requiem had uitgevoerd, bracht uitkomst. De dirigent van het Boston Symphony Orchestra zette zich in voor het stimuleren van (jonge) componisten en het uitvoeren van nieuwe muziek. In 1942 richtte hij ter ere van zijn overleden echtgenote de Koussevitzky Music Foundation op. Britten kreeg als een van de eersten een opdracht. Datzelfde jaar lukte het hem om samen met zijn partner Peter Pears terug te keren naar Engeland, naar zijn ‘Old Mill’ in Snape en begon het werk aan de opera. Later verhuisde hij naar The Red House in Aldeburgh, waar hij tot zijn dood zou wonen.
In de Four Sea Interludes weet Britten op een overtuigende manier verschillende sferen te verklanken van de omgeving waar hij zich zo nauw verbonden mee voelde. De vier delen hebben de titels uit de opera behouden. De Noordzee kan dagenlang grijs en vlak zijn. Toch is het leven aan zee bij het ochtendgloren, wanneer het eerste licht aan de horizon verschijnt anders dan bij maanlicht in de avond. Ze kan vredig zijn wanneer op een zondagochtend de zon de golven doet schitteren. Maar springvloed samen met storm maakt de zee woest en gevaarlijk. De sfeertekeningen van Britten zijn heel direct en zijn daarmee ook wat ze zijn: in een simpele, maar mooie stijl, beeldend en voor zichzelf sprekend.

Hoe anders is Mahler. Van Suffolk in 1945 is het dan ook wel een flinke stap terug naar Duitsland in 1884. Mahler groeide op in Iglau, het huidige Jihlava, Tsjechië, en studeerde in Wenen. In 1884 kreeg hij een aanstelling als tweede dirigent van het Hoftheater in Kassel. Hier ontstonden de Lieder eines fahrenden Gesellen, Mahler was 24 jaar oud. De tekst van de liederen schreef hij zelf. Op nieuwjaarsdag 1885 schreef Mahler erover in een brief aan zijn vriend Fritz, maar het is onduidelijk of hij het alleen over de teksten heeft of dat hij ze ook al heeft getoonzet. Pas elf jaar later, in 1896 voltooide hij de liederencyclus en vond de première plaats. De scheidingslijn tussen lied en symfonie is voor Mahler niet zo vanzelfsprekend. De muziek van het tweede en laatste lied uit deze cyclus bleek al voor te komen in Mahlers eerste symfonie die in 1888 voltooid en uitgevoerd werd. Ook het liedje Vader Jacob gebruikt hij in deze symfonie.

Voor bariton Pierre Mak stonden Mahlers liederen al zeer lang op zijn verlanglijstje om uit te voeren. Pierre Mak: “De teksten zijn eenvoudig, volks, je komt er heel direct bij. Ze gaan over zo’n universeel thema: het verlies van liefde en het verdriet daarover. Het is lente, de vogels zingen, de bloemen bloeien naar hartelust, maar de geliefde van de gezel gaat met een ander trouwen. Ook het idioom waarin Mahler componeert is zo direct. Hij is een meester in de vertaling van de tekst naar muziek. Maar dat maakt tegelijkertijd dat je als zanger zeer diep moet gaan. Met zangtechniek alleen kom je er niet om deze partij te kunnen zingen.” Mahler weet met een zeer rijke en genuanceerde instrumentatie extremen te creëren van enerverende momenten tot erupties van frustratie. Britten bezit de kunst heel direct een sfeer neer te zetten. Mahler daarentegen volgt heel precies alle nuances van een constant veranderend innerlijk.
Hij beschrijft de liederen in de genoemde brief als volgt: “Die Lieder sind so zusammengedacht, als ob ein fahrender Gesell, der ein Schicksal gehabt, nun in die Welt hinauszieht, und so vor sich hin wandert”. Het is een lot dat hem zelf was overkomen, maar waar hij nog geen uitweg in had kunnen vinden. Mahler boort een diepe rijke laag van tegenstrijdige emoties aan. Pierre Mak: “Het is een leed waar je mee verder moet, terwijl je niet verder wilt. Het tweede lied zingt je vrolijk toe hoe mooi de wereld is, maar zal je eigen geluk ooit nog opbloeien? Het leed snijdt wreed in je als een mes. Overdag, ‘s nachts, zelfs in de sterrenhemel kijken haar blauwe ogen je aan. Hij moet weg van deze plaats waar zij overal aanwezig is. Hij trekt de wereld in en het lijkt er op dat hij rust begint te vinden. Maar dan, in die laatste paar maten slaat de sfeer toch weer om, het akkoord verandert en het motief, de treurmars waar het laatste lied mee begon, wat hij achtergelaten leek te hebben, is weer geheel aanwezig.”

Mahler kon nog datzelfde jaar weg uit Kassel, weg van de vrouw waar hij zo’n ongelukkige liefde mee had en ook weg van een positie waar hij geen kansen kreeg zich te ontwikkelen. Om in zijn levensonderhoud te voorzien moest hij blijven dirigeren. Componeren kon hij alleen buiten de concertseizoenen, teruggetrokken in de door hem zo geliefde natuur. Mahler zal in zijn verdere leven aanstellingen aannemen van Praag, tot Hamburg en Wenen om uiteindelijk in 1908 terecht te komen bij de New York Philharmonic. Mogelijk heeft Ives toen concerten van Mahler gehoord. De Verenigde Staten, het land van de onbegrensde mogelijkheden, van hoop. Maar zowel Britten als Mahler voelden zich daar niet op hun plek.

Charles Ives werd geboren in Danbury, Conneticut, 100 km van hartje New York. Na zijn studie compositie aan de Yale University vertrok hij in 1898 naar New York en ging als klerk werken bij een verzekeringskantoor. Een jaar later begon hij met het componeren van zijn tweede symfonie. Ondertussen bleek hij zeer succesvol in de verzekeringswereld. In 1907 had hij zijn eigen bedrijf dat het grootste agentschap van het land zou worden. De eerste vier jaar na zijn studie was hij nog actief als organist. Maar in 1902 verbrak al zijn banden met de professionele muziekpraktijk. Hij wilde componeren zonder concessies te moeten doen aan de publieke smaak.
Ives was opgeleid volgens de West-Europese muziektraditie maar zijn muzikale wortels lagen in de Amerikaanse muziek: songs van Stephen Foster, zoals Oh! Susanna en Camptown Races, marsmuziek zoals John Philip Sousa’s The Stars and Stripes Forever en hymnen. Hij leerde van zijn vader hoe marsen en hymnes verweven zijn met het alledaagse leven van mensen en de kracht ervan. Zijn vader vertelde hem over een steenhouwer die vals een hymne stond te zingen: “Look into his face and hear the music of the ages. Don’t pay too much attention to the sounds – for if you do, you may miss the music.” Deze Amerikaanse muziek maakte voor Ives dan ook zo’n vanzelfsprekend onderdeel uit van zijn muzikale werkelijkheid dat ze op een even oprechte wijze in zijn composities terecht kwamen. Ook deze tweede symfonie zit vol met muziekfragmenten en Ives parafraseert zowel de hiervoor genoemde Amerikaanse muziek als ook muziek van West-Europese componisten als Brahms, Bach en Dvořák.
Door Ives’ houding ten opzichte van de muziekpraktijk krijgt zijn werk pas eind jaren veertig voorzichtige bekendheid. Er is een anekdote dat Mahler in 1911 de partituur van de derde symfonie van Ives zag liggen bij een muziekuitgever in de VS en meenam naar Europa. Maar in datzelfde jaar, voordat hij het kon uitvoeren, overleed hij. Uiteindelijk dirigeerde Leonard Bernstein in 1946, 35 jaar nadat Mahler een kopie van de partituur had meegenomen, de première van deze derde symfonie. Na dit succes vroeg Bernstein om meer composities. Nadat Ives, 77 jaar oud, nog enkele wijzigingen aanbracht in zijn tweede symfonie, mocht Bernstein ook deze, ruim 50 jaar na zijn ontstaan, in 1951 in de openbaarheid brengen. De symfonie eindigt met een zeer eigenwijs akkoord. Jussi Jaatinen typeert het als een verbijsterend “En nu?…”

________________________________________

Benjamin Britten (1913-1976)
Four Sea Interludes opus 33a (1945) uit de opera Peter Grimes (1942-5)
1) Dawn
2) Sunday Morning
3) Moonlight
4) Storm

Gustav Mahler (1860-1911)
Lieder eines fahrenden Gesellen (1884-5, 1891-6)
Liederencyclus op teksten van Gustav Mahler
1) Wenn mein Schatz Hochzeit macht
2) Ging heut’ morgen übers Feld
3) Ich hab’ ein glühend Messer
4) Die zwei blauen Augen

Chales Ives (1874-1954)
Symfonie nr. 2 (1899-1902, 1907-9, 1951)
1) Andante moderato
2) Allegro
3) Adagio cantabile
4) Lento (maestoso)
5) Allegro molto vivace

Reacties

Nog geen reacties

Plaats een reactie